Door een combinatie van geavanceerde methoden is het mogelijk de schadelijke uitstoot in de veeteelt met 70 tot 80 procent te verminderen. Echter, door een gebrek aan erkenning en ondersteuning van de overheid, worden de benodigde investeringen niet gedaan. “Men lijkt te verwachten dat je eerst je bedrijf inkrimpt voordat je opnieuw gaat investeren,” legt Bert Hanssens, een landbouwer uit West-Vlaanderen, uit.
Tijdens een bezoek aan zijn boerderij in Wijtschate (Heuvelland) kijken de melkkoeien van Hanssens nieuwsgierig toe als we zijn stal binnenstappen. Hij demonstreert hoe hij met behulp van diverse methoden de uitstoot van stikstof en broeikasgassen op zijn boerderij vermindert.
“Let op de stalvloer. Hier hebben we openingen aangebracht zodat urine gescheiden wordt afgevoerd en niet mixt met vaste mest. Dit voorkomt de creatie van urease, een enzym dat de productie van ammoniak, rijk aan stikstof, versnelt. Dit draagt ook bij aan het welzijn van de dieren.” Verder zorgt Hanssens ervoor dat de vaste mest niet lang op de grond blijft liggen, iets wat in traditionele stallen wel gebeurt. Hij toont hoe hij via zijn smartphone twee grote robots bedient die klaarstaan in de stal. “Elke dertig minuten komen deze robots in actie om de mest op te vegen en af te voeren naar de mestput.”
Deze vloer en robots worden door de Vlaamse overheid erkend als maatregelen die de uitstoot van ammoniak kunnen verminderen, een eis die aan Hanssens werd gesteld toen hij in 2011 een milieuvergunning voor twintig jaar ontving.
Rode lijst
Naast verbeteringen in zijn stallen heeft Hanssens ook 200.000 euro geïnvesteerd in de aanschaf van een biogasinstallatie van het bedrijf Biolectric, gevestigd in Oost-Vlaanderen. Deze installatie, bekend als een pocketvergister, zet koeienmest om in energie. De mest wordt naar een reactor geleid, die eruitziet als een tent, waarbinnen de mest bij 40 graden Celsius door bacteriën wordt afgebroken. Dit proces genereert methaangas, dat vervolgens wordt omgezet in warmte en elektriciteit. De energieopwekkingsunit, met een capaciteit van 33 kilowatt, bevindt zich in een container naast de reactor.
Deze technologie levert Hanssens meerdere voordelen op: het dekt zijn energiebehoeften, hij kan overtollige energie verkopen en ontvangt daarvoor subsidies, het verlaagt de uitstoot van stikstof en broeikasgassen, en het overblijvende digestaat gebruikt hij als meststof. Desondanks is dit niet voldoende om de dreiging van sluiting van zijn boerderij af te wenden. Hij bevond zich onlangs op de beruchte rode lijst van boerderijen die een te hoge stikstofuitstoot hebben.
De Vlaamse stikstofregelgeving, beter bekend als de Programmatorische Aanpak Stikstof (PAS), is bedoeld om uitvoering te geven aan de Europese Natura 2000-richtlijn, die tot doel heeft kwetsbare natuurgebieden te beschermen tegen te hoge stikstofneerslag. Omdat Hanssens’ boerderij dicht bij een bosgebied van 30 hectare ligt, wordt hij geconfronteerd met bijzonder strenge regels.
Hoewel deze regelgeving werd ingevoerd nadat Hanssens zijn vergunning had ontvangen, toont hij begrip voor het belang van natuurbescherming. Echter, hij is gefrustreerd dat zijn inspanningen buiten de stal, zoals de biogasinstallatie, niet worden erkend door de overheid. “Vlaanderen heeft een lijst samengesteld met goedgekeurde technieken voor emissiereductie, maar die lijst beperkt zich tot systemen binnen de stal. Mijn biogasinstallatie, geplaatst buiten de stal, wordt genegeerd in de emissieberekeningen, alsof het niet bestaat,” legt Hanssens uit.
Philippe Jans, medeoprichter van Biolectric, deelt deze frustratie over de strikte en soms onlogische regelgeving. “We hebben ongeveer 250 van deze installaties gebouwd, maar slechts 50 daarvan bevinden zich in België, en er komen er niet veel bij. Veel boeren zijn bereid om duurzamer te werken, maar krijgen niet de kans van de overheid,” zegt Jans.
Nuttige grondstof
Biolectric heeft een innovatieve stikstofstripper ontwikkeld, een systeem dat in staat is om ammoniak uit vergiste mest te extraheren. Dit ammoniak kan dan omgezet worden in ammoniumnitraat (NH₄NO₃), een essentiële component voor kunstmest. Deze strippers kunnen de stikstofuitstoot verder verminderen en bieden boeren daarmee een nuttige hulpbron. Echter, deze apparaten zijn niet opgenomen in de PAS-regelgeving, en voor de installatie ervan is bovendien een lokale vergunning vereist. Hierdoor aarzelen vele boeren om in deze technologie te investeren.
Onderzoek bevestigt echter dat de gecombineerde inzet van biogasinstallaties en stikstofstrippers een effectief middel is tegen stikstof- en broeikasgasemissies. Een studie van de Wageningen Universiteit in Nederland heeft aangetoond dat deze oplossing, mits gebruik gemaakt wordt van ‘verse mest’, momenteel de meest effectieve methode is om emissies te verminderen, met een verlaging van stikstofemissies tot 65% en een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen tot wel 83%.
Voor een bredere acceptatie en aanmoediging van het gebruik van biogasinstallaties en stikstofstrippers zou opname in de PAS-lijst bevorderlijk zijn. Het langverwachte wetenschappelijk adviescomité, dat door de Vlaamse overheid moet worden aangesteld om nieuwe technologieën voor opname te beoordelen, is al sinds 2019 in de maak. De regering heeft vlak voor de zomer aangekondigd dat dit comité er definitief zal komen, maar de benoeming van de leden laat nog op zich wachten.
Oppositie
Het kabinet van Vlaams minister van Omgeving, Zuhal Demir (N-VA), legt de schuld voor de opgelopen vertraging bij het Vlaamse Parlement. “De vertraging ontstond omdat de oppositie ervoor koos om het dossier voor advies naar de Raad van State te sturen, wat tijd in beslag nam, iets wat we betreuren,” verklaart het kabinet. Ze voegen eraan toe dat het verwacht wordt dat het comité ‘dit najaar’ zijn werkzaamheden zal voortzetten.
Gezien het comité nog moet beginnen met het grondig testen van alle nieuwe innovaties, is er binnen de sector bezorgdheid dat nieuwe technologieën misschien pas in 2025 erkend zullen worden op de PAS-lijst. Met de noodzakelijke vergunningen en bouwtijd meegerekend, kunnen de meeste systemen waarschijnlijk niet voor 2026 in werking worden gesteld. Dit wordt als problematisch beschouwd, aangezien de doelstellingen voor emissiereductie al in 2025 herzien zullen worden. Volgens Hanssens is verkleining van het bedrijf vaak de enige optie om aan de regelgeving te voldoen. “Het lijkt erop dat men van je verwacht eerst te verkleinen alvorens weer te investeren. Degenen die al hebben geïnvesteerd, worden hierdoor benadeeld,” merkt hij op.
Communicatie via telefoon of e-mail
Hanssens uit ook zijn frustratie over de gebrekkige kennis en het ontbreken van inzicht in de landbouwproblematiek binnen de Vlaamse administratie. “Ik heb zelfs de vraag gekregen of we geen koeien in onze varkensstallen konden houden, een vraag afkomstig van ambtenaren die de overheid adviseren. Ik sta open om een groep ambtenaren rond te leiden en alles uit te leggen, maar persoonlijk contact krijg ik zelden. Communicatie verloopt altijd via telefoon of e-mail.”
Gevraagd naar hoe zij kan zorgen dat boeren realistische kansen krijgen om in emissiereductie te investeren, stelt Demir dat dit buiten haar verantwoordelijkheid valt. Haar prioriteit is om te verzekeren dat de afgesproken reductiepercentages behaald worden. “We moeten elk risico op een nieuw schandaal, zoals het dieselschandaal waarbij Volkswagen uitstoottests manipuleerde, vermijden. Vandaar dat er een onafhankelijk en wetenschappelijk comité is opgericht om de technologieën te evalueren,” legt ze uit.